23228 |
broeder-onderwijzer |
frater (lat.):
frater (L371p Ophoven)
|
Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23873 |
broedermeester |
suisse (fr.):
?
suisse (L371p Ophoven)
|
De persoon die tijdens de bidprocessies (op St. Marcus en de kruisdagen) met een staf beurtelings de voorbiddende en de nabiddende rij aanwees (broedermeester). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24115 |
broederschap van de heilige kindsheid |
heilige kindsheid:
hèllige kinsheid (L371p Ophoven)
|
De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34506 |
broedhen |
broed:
brø̄i̯ (L371p Ophoven)
|
Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broek:
bruk (L371p Ophoven)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boeks (L371p Ophoven),
boks (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven,
L371p Ophoven),
bŏeks (L371p Ophoven),
bŏks (L371p Ophoven),
broek:
brōōk (L371p Ophoven)
|
broek [ZND 22 (1936)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] || Broek. Kent uw dialect een ander woord voor "broek"? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
boksəpípə (L371p Ophoven)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenriem:
boksərēm (L371p Ophoven)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
maal:
māl (L371p Ophoven)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
maal:
māl (L371p Ophoven)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|