17951 |
achteruitgaan |
deinzen:
deinzen (L371p Ophoven)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34584 |
achterwand |
achterbred:
axtǝrbrē.t (L371p Ophoven),
bred:
brēt (L371p Ophoven
[(min of meer brede plank die dient om de karren voor en achter te sluiten)]
)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterwiel:
achterweel (L371p Ophoven)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23549 |
acoliet |
acoliet:
acoliet (L371p Ophoven)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (L371p Ophoven)
|
Adamsappel (bierknop, (keel)knobbel). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
WBD/WLD
adder (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
bedvaren:
WLD
bedvaren (L371p Ophoven)
|
Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L371p Ophoven)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19803 |
afdak |
schop:
šop (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven,
L371p Ophoven)
|
afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
21448 |
afdingen |
pingelen:
pingelen (L371p Ophoven),
ps. omgespeld volgens Frings.
peŋkələ (L371p Ophoven)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|