e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

Gevonden: 4907

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruitgaan deinzen: deinzen (Ophoven) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2
achterwand achterbred: axtǝrbrē.t (Ophoven), bred: brēt (Ophoven  [(min of meer brede plank die dient om de karren voor en achter te sluiten)]  ) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwiel van een fiets achterwiel: achterweel (Ophoven) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1
acoliet acoliet: acoliet (Ophoven) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
adamsappel adamsappel: adamsappel (Ophoven) Adamsappel (bierknop, (keel)knobbel). [N 109 (2001)] III-1-1
adder adder: WBD/WLD  adder (Ophoven) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] III-4-2
adelaarsvaren bedvaren: WLD  bedvaren (Ophoven) Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)] III-4-3
advent advent (<lat.): advent (Ophoven) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afdak schop: šop (Ophoven, ... ) afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
afdingen pingelen: pingelen (Ophoven), ps. omgespeld volgens Frings.  peŋkələ (Ophoven) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1