19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven,
L371p Ophoven),
pint:
pent (L371p Ophoven)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
kapper:
kapər (L371p Ophoven)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20564 |
droesem |
dras:
dras (L371p Ophoven),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dras (L371p Ophoven),
droes:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
droes (L371p Ophoven),
moer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
moar (L371p Ophoven)
|
droesem [ZND 23 (1937)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20507 |
dronkaard |
zatlap:
zaatlap (L371p Ophoven)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
wie een pispot:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
wie ⁄n pispot (L371p Ophoven),
zat:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zaat (L371p Ophoven),
zat als een snep:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zoa zaat es ⁄n snep (L371p Ophoven)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
een stuk in hebben:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
hê heet ei stuk in (L371p Ophoven),
hem om hebben:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
hê heet em om (L371p Ophoven),
natte voeten hebben:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
hê heet nate veut (L371p Ophoven)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
overblijven:
euverblieven (L371p Ophoven),
t blijft over]:
t blieftj euver
tblift⁄ øvər (L371p Ophoven)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (L371p Ophoven)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
schotelhanddoek:
sjootelhanddook (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stø̜u̯ dryǝx (L371p Ophoven),
dryǝxstǭn (L371p Ophoven)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|