e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L362p plaats=Opitter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natuurlijke waterloop beek: bīǝk (Opitter) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
natuursteen blauwe steen: blawǝ stęj.n (Opitter), duitse steen: dø̜jtsǝ stęj.n (Opitter), natuursteen: natē.rstęj.n (Opitter) Molensteen vervaardigd uit natuursteen. De natuursteen is in het algemeen afkomstig uit steengroeven van het Duitse Eifelgebergte. Het betreft een zeer poreuze lavasteen die een groot snijdend vermogen heeft en dus uitermate geschikt is voor het malen van tarwe en rogge. De steen is echter snel afgesleten en moet zeer vaak gescherpt worden. Het woordtype franse steen, eigenlijk een kunststeen, is in dit lemma opgenomen omdat de betreffende molenaars ook deze steen als een natuursteen beschouwen. Hetzelfde geldt voor de woordtypen gegoten steen (l 372), ceramieksteen (Q 83), engelse steen (P 176), halfengelse (Q 112) en blauwe engelse (steen) (l 370). De drie laatstgenoemde woordtypen zijn benamingen voor een verbeterde soort Franse steen, vervaardigd van hardere zoetwaterkwarts, die naar Engeland werd geëxporteerd. De halfengelse steen houdt wat hardheid betreft het midden tussen een Franse steen en een Engelse steen. [N O, 17e; Vds 182; Jan 174; Coe 117; Grof 139; N D, 5; N O, 17h; N O, 17i] II-3
nawort wort: w ̇ort (Opitter) De vloeistof die de tweede keer uit het beslag gewonnen wordt. [N 35, 47; N 35, 40] II-2
neef neef: nèf (Opitter) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
nek nek: nɛk (Opitter) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nemen, pakken pakken: pakkə (Opitter) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
nestverlater steg: g van garçon  stög (Opitter) jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1
neusklem ring: reŋk (Opitter) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
nicht nicht: nicht (Opitter) nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] III-2-2
nieren nieren: nērǝ (Opitter) Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d] I-11