id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19668 | lade | lade: lāij (Opitter), tafellade: toafəlāi (Opitter) | lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] III-2-1 |
27367 | laden | laden: lāi̯.ǝ (Opitter) | De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10 |
27854 | lading | vracht: vraxt (Opitter) | Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10 |
33360 | lage kachel voor de ketel met was of veevoer | open vuur: uǝpǝ vēr (Opitter) | De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6 |
33680 | lage, natte zandgrond | zure grond: zōrǝ grø̜nt (Opitter) | [N 27, 35; R 3, 5] I-8 |
18147 | lam | lam: laam (Opitter), lamp (Opitter), lā.mp (Opitter), lammetje: lɛmkǝ (Opitter) | Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)] I-12, III-1-2 |
34412 | lammeren | lammen: lamǝ (Opitter), lammeren: lamǝrǝ (Opitter) | Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12 |
21578 | land | lap: lap (Opitter), pand: pand (Opitter) | land [ZND 29 (1938)] III-3-1 |
33640 | landerijen | land: lant (Opitter) | Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8 |
23151 | landjeveroveren | land verkopen: land verkuipen (met een mes in een cirkel werpen, de cirkel verdelen in de richting van het lemmet, steeds in het gebied van je tegenstander(s)werpen om hemzoveel mogelijk gebied af te nemen en bij je eigen gebied te voegen) land verkuipen (Opitter) | Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2 |