e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opitter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
latierboom box (e.): boks (Opitter) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
leeftijd, ouderdom ouderdom: auwerdom (Opitter) ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leeg zijn (de beek) is af: es˱ āf (Opitter) Gezegd van de beek of de vijver na het malen. [Jan 92] II-3
leeg, gezegd van een noot doof: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  douv⁄ noeët (Opitter) loze noot [ZND 30 (1939)] III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: lèg (Opitter) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leeglopen (de) molen is af: dǝ mīǝ.lǝ es˱ āf (Opitter), het koren is af: t kōrǝ es˱ ā.f (Opitter), leeglopen: lę̄.xlø̜j.pǝ (Opitter), loslopen: lǫslø̜j.pǝ (Opitter) Het over elkaar gaan van de molenstenen zonder graan. De stenen kunnen dan sneller gaan draaien waardoor het gevaar ontstaat dat de molen heet loopt. [N O, 34o; Vds 116; Jan 260; Coe 142; Grof 167; N O, 36e] II-3
leegloper niksnutserik: ook materiaal znd 30, 4  niksnötserik (Opitter) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leep, doortrapt uitgeslapen: oetgeslōāpə (Opitter), van alle markten thuis: van alle merte thoes (Opitter) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
leest leest: list (Opitter) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: ’n lieëf (Opitter) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2