26469 |
vet, spek |
vet:
vęt (L362p Opitter)
|
Het vet dat samen met hennep of stukken zak in de vetgaten van de bus wordt gestoken om de hals van het staakijzer of de kleine spil te smeren. [Vds 127; Jan 138; Coe 110; Grof 129]
II-3
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwęi̯ (L362p Opitter),
vɛtwɛi̯ (L362p Opitter)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vīǝ.lǝ (L362p Opitter)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
20574 |
vieruursboterham |
achternoen, de -:
soms in de winter
achternoon (L362p Opitter),
soms in de zomer
achternoon (L362p Opitter, ...
L362p Opitter),
koffie, de -:
koffie (L362p Opitter),
in de winter
koffie (L362p Opitter)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 14 à 15 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur 30 [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 18 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
e knepke (L362p Opitter)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
e kwaartje (L362p Opitter)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
17825 |
vinden |
vinden:
venə (L362p Opitter)
|
vinden [ZND m]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vingər (L362p Opitter)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
17769 |
vingerlid |
lid:
lieët (L362p Opitter)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
19745 |
viooltje |
viool:
fioel (L362p Opitter)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|