22794 |
aanlopen |
zijn aanloop pakken:
z`nen aanleip pakke (L362p Opitter)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
26593 |
aanmalen |
de molen voeren:
dǝ mīǝ.lǝ vō.rǝ (L362p Opitter)
|
Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.]
II-3
|
34182 |
aanmelken |
voormelken:
vø̄rmɛlkǝ (L362p Opitter)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
21488 |
aanranden |
aanranden:
aanranən (L362p Opitter)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18887 |
aanstaan |
gaden:
dat gaaijt ⁄m (L362p Opitter)
|
Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
uilenhaak:
uilenhaak (L362p Opitter)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
25788 |
aanzetgist |
gist:
g ̇ęs (L362p Opitter)
|
De grondstof waarmee men de gisting op gang brengt. [N 35, 70; monogr.]
II-2
|
20977 |
aanzetten |
mengen:
m ̇ęŋǝ (L362p Opitter)
|
Gist toevoegen aan de afgekoelde wort. [N 35, 66; N 35, 65; monogr.]
II-2
|
22783 |
aap |
aap:
aap (L362p Opitter)
|
Aap. [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
32992 |
aar |
aar:
ǭr (L362p Opitter)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|