28760 |
fluweel, velours |
velours:
fluǝr (L362p Opitter)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) boks:
’n floeərə boks (L362p Opitter)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
meer:
mē̜.r (L362p Opitter)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
zoog:
zū.x (L362p Opitter),
zūi̯.x (L362p Opitter)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
fooi:
foeij (L362p Opitter)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21556 |
fortuin maken |
een goede maken:
hè zal ine gooie make (L362p Opitter),
erbovenop komen:
hè zal er boeëven op komme (L362p Opitter)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjələ (L362p Opitter)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
vè höbbe in Frankriēk gezète (L362p Opitter)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21557 |
gadeslaan? |
nakijken:
z⁄n zaken noakieken (L362p Opitter)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
poort:
poort
de port (L362p Opitter)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|