e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opvoeding opvoeding: opvojing (Opoeteren) opvoeding III-2-2
opzettelijk expres: ekspres (Opoeteren), De höbs det espres neet gezagt  espres (Opoeteren), ook materiaal znd 1a-m  espres (Opoeteren) moedwillig, opzettelijk || moedwillig,opzettelijk || opzettelijk [ZND 23 (1937)] III-1-4
organist orgelist: ergelist (Opoeteren) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3
orgel orgel: ergel (Opoeteren, ... ), örgel (Opoeteren) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] || Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)] || Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] III-3-2, III-3-3
orgelpijpen orgelpijpen: örgelpiepe (Opoeteren) De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
os os: ǫs (Opoeteren), stier: stēr (Opoeteren) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard oud: aut (Opoeteren) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard oude bok: au̯ǝ bok (Opoeteren), oude kragge: au̯ kraq (Opoeteren) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man oude: auwe (Opoeteren) oude III-2-2
oude vrouw mo: iets platter  mo (Opoeteren) benaming en aanspreking van een goedaardige en wat oudere vrouw III-2-2