e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paaseieren zoeken paaseieren zoeken: paoseijer zeken (Opoeteren) Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)] III-3-2
paaskaars paaskaars: paoskars (Opoeteren) De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)] III-3-3
pacht, vruchtgebruik pacht: pax (Opoeteren), tocht: tǫxt (Opoeteren) Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.] I-6
paddestoel (alg.) champignon: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  champeljongs (Opoeteren), paddestoel: padəsto.l (Opoeteren), eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  paddestool (Opoeteren) paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)] III-4-3
palmboompje palm: paum (Opoeteren, ... ), verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  pauwmen (Opoeteren), palmenstruik: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  pauwmeströk (Opoeteren) palm || palmboompje [ZND 15 (1930)] || palmboompje (buxus) [ZND m] III-4-3
palmtakje palmentakje: pammetekske (Opoeteren) Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
palmtakjes plaatsen palmen: gaon pammen (Opoeteren) Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)] III-3-3
palmwijding palmenwijding: pammewieîng (Opoeteren) De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
palmzondag palmzondag: pamzonnig (Opoeteren) De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
pannenkoek koek: beslag van boekweit  kook (Opoeteren), pannenkoek: pannekook (Opoeteren), smoutkoek: smautkook (Opoeteren) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3