e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijn pijn: pin (Opoeteren) pijn [RND] III-1-2
pijpensteel roer: roor (Opoeteren, ... ) Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)] III-2-3
pikbinder zelfbinder: zɛ.lǝf˱bęi̯njǝr (Opoeteren) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pil pil: pĕl (Opoeteren) pil [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
pinda apenootje: verkl. niêtsje Apeniêtsjes: apenootjes  apeniêtsje (Opoeteren) pinda III-2-3
pinksteren pinksten: penkste (Opoeteren), pinksten (Opoeteren) Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pinnen pinnen: (enk)  pe.n (Opoeteren) De (ijzeren) pinnen waarmee de molensteen aan de beugels van de steenkraan wordt bevestigd. [Vds 205; Jan 184; Coe 167; Grof 200] II-3
pinstokken (voor de slee) pikken: poeken (Opoeteren), meervoud: peeken  peek (Opoeteren) Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] III-3-2
pint, maat van 0,5 liter pintje: pi-jntsj (Opoeteren) inhoudsmaat: pint III-4-4
pioen balroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  balroes (Opoeteren), stinkroos: stinkruus (Opoeteren, ... ) Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1