e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roeren roeren: reeren (Opoeteren, ... ) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
roerzeef passe-vite: pasviet (Opoeteren), pazviet (Opoeteren) een roerzeef of een doordrukzeef (met schroef) in de keuken || pureestamper of knijper III-2-1
roestplek ijzermaal: i-jzermoal (Opoeteren, ... ), roestplek in linnen  iezermaol (Opoeteren) ijzermaal || roestplek [ZND 36 (1941)] || roestvlek in bijvoorbeeld linnengoed III-2-1
roet kruis: krus (Opoeteren), kry(3)̄s (Opoeteren) rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1
roet2 roet: Hèè waas zuu zwart es root  root (Opoeteren) roet III-2-1
rogge koren: [koren] (Opoeteren) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood roggebrood: rog.əbrūəd (Opoeteren), roggebrooed (Opoeteren), roͅgəbry(3)̄t (Opoeteren) roggebrood [ZND 34 (1940)] III-2-3
rok: algemeen rok: roͅk (Opoeteren) rok [ZND m] III-1-3
roken blaken: bloake (Opoeteren) roken III-2-1
rol katrol: kǝtrǫl (Opoeteren) De rol waaraan in het luiwerk van een watermolen het koord of de ketting is bevestigd waarmee de zakken worden opgetrokken en afgelaten. Zie ook afb. 76. De rol is in functie vergelijkbaar met de luias in windmolens. Zie ook het lemma ɛluiasɛ. De wel (Q 241) heeft de vorm van de pletrol zoals die wordt gebruikt om aardkluiten van geploegd land te breken (vgl. WLD I.1.2, pag 165).' [Jan 230; Coe 207; Grof 234; N O, 25g; A 42A, 45] II-3