23258 |
het angelus luiden |
engel des heren:
den engel des eren (L415p Opoeteren)
|
Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23802 |
het doopwater wijden op paaszaterdag |
wijwater halen:
wiewater hale (L415p Opoeteren)
|
Het gebruik om op Paaszaterdag het doopwater te wijden en wijwater te halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20322 |
het einde van zijn leven |
de eind van zijn leven:
déén van zə léévə (L415p Opoeteren),
het laatste van zijn leven:
’t lest van zee lèven (L415p Opoeteren)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afmaaien:
het graas aafmejjen (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
ət graas (aaf)meͅjə (L415p Opoeteren)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ā.ftrę.i̯ǝ (L415p Opoeteren)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
23609 |
het misboek omdragen |
het boek omdragen:
het book is omgedragen (L415p Opoeteren)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
jacht:
jāxt (L415p Opoeteren)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
23983 |
het schuifje krijgen |
het schuifje krijgen:
sjiefke kriege (L415p Opoeteren)
|
Het gebruik om het schuifblad in de biechtstoel te sluiten wanneer de biecht wordt uitgesteld en de biechteling niet geholpen kan worden omdat er redenen zijn om aan het berouw of aan het vervullen van de voldoening te twijfelen [het deurken/vensterken kr [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
oeetdooen (L415p Opoeteren)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
23801 |
het vuur wijden op paaszaterdag |
vuurwijdens:
veerwieës (L415p Opoeteren)
|
Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)]
III-3-3
|