e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hond hond: ho.nt (Opoeteren), hŏnd (Opoeteren), hoͅnt (Opoeteren), hund (Opoeteren) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] III-2-1
hondenhok hondkooi: hòndkuuj (Opoeteren), hondskooi: hoͅnskūi̯ (Opoeteren), hoͅntskōi̯ (Opoeteren), hòndskuuj (Opoeteren) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honing honig: honek (Opoeteren), honing: hujǝneŋ (Opoeteren), huneŋ (Opoeteren), høw.ǝniŋ (Opoeteren), hūǝnǝŋ (Opoeteren) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers honingpers: hũ̄.neŋpors (Opoeteren) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd kop: koͅp (Opoeteren) een kop [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
hoofdaltaar hoofdaltaar: hoefaltaor (Opoeteren) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofddoek kopplag: kǫplax (Opoeteren) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] I-4
hoofdkaas hoofdkaas: heikiês (Opoeteren), heͅikīəs (Opoeteren), Ook hier staat heid voor hoofd Di-j van Miêve wère waal ins de Heikiêsvrèters geneemd: ze make den heikiês möt de moertelmiêle  heidkiês (Opoeteren), hoofdskaas: hɛitski:əs (Opoeteren) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] III-2-3
hoofdkussen kussen: keͅsən (Opoeteren) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdpijn koppijn: kopin (Opoeteren), koppien (Opoeteren), koͅpin (Opoeteren) ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2