e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
arresteren aanhouden: de pelis heet m aangehauwen (Opoeteren) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
as assen: assen (Opoeteren) as [ZND 32 (1939)] III-2-3
asblok asbed: as˱bęt (Opoeteren) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
asgat asgat: as˲gā.t (Opoeteren), molengat: mīǝ.lǝgā.t (Opoeteren) Gat in de muur waarlangs de molenas het molengebouw binnengevoerd wordt. [Jan 81; Coe 74] II-3
askruisje assekruisje: assekrieske (Opoeteren) Het Askruisje [assekrüske, esjekruuts]. [N 96C (1989)] III-3-3
aswoensdag asgoensdag: asgoonsdig (Opoeteren), asgoonsdîg (Opoeteren) Aswoensdag, de eerste dag van de grote vasten [ésjermitwoch, aesjergoonsdiech, esjelegoonsdich]. [N 96C (1989)] || Aswoensdag. [ZND 19A (1936)] III-3-3
avegaar ever: ē̜vǝr (Opoeteren) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
averechts, achterstevoren achterstevoren: Opm.: in mod. dialect hoort men doorgaans achterste vèèr.  echterste vèèr (Opoeteren), averechts: èverechts (Opoeteren), links: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  links (Opoeteren) achterstevoren, averechts III-4-4
azijn azijn: zie èèk  ezi-jn (Opoeteren), edik: De verkorte vorm van edik Dèèn appel is zuu zoor es (of wi-j) èèk  èèk (Opoeteren), eedje: étje (Opoeteren) azijn || Azijn (kent u hier andere woorden voor). [ZND 42 (1943)] III-2-3
baantje glijden op het ijs slibberen: sleͅbərən (Opoeteren) Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] III-3-2