33182 |
inleggen (in een voor) |
steken:
stē̜.kǝ (L415p Opoeteren)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
sjöd nog mè ins in, want het waas hiêl lekker
insjödde (L415p Opoeteren)
|
inschenken
III-2-3
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ensxētǝn (L415p Opoeteren),
enšētǝn (L415p Opoeteren)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
e.nspanǝ (L415p Opoeteren)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
lett. fig. Di-j höbbe vèè doon ins stevig ingezaute: We hebben het haar eens terdege gezegd
inzaute (L415p Opoeteren),
zouten:
zaute (L415p Opoeteren)
|
inzouten || zouten
III-2-3
|
21562 |
italiaan |
italianer:
dat is eine Italjèner (L415p Opoeteren),
d⁄es nen Italièner (L415p Opoeteren)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
jaorgetiej (L415p Opoeteren),
jaarmis:
jaormes (L415p Opoeteren)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L415p Opoeteren)
|
jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
zjeloers (L415p Opoeteren),
det waas zuu fi-jn, echt òm zjaloers op te wère
zjaloers (L415p Opoeteren),
ook materiaal znd 27, 44
zjeloers (L415p Opoeteren)
|
afgunstig, jaloers || jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24556 |
jeneverbes |
bekelaar:
bēͅkəlēͅrən (L415p Opoeteren),
-
be:kəlerə (L415p Opoeteren),
bekelarenbeer:
-
be:kəlerəɛbi:rə (L415p Opoeteren),
jeneverbeer:
zənēͅvərbīr (L415p Opoeteren)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|