33537 |
kers, zoete soorten |
kers:
kiêrs (L415p Opoeteren)
|
kers
I-7
|
23776 |
kerstboom |
kerstboom:
korsbaum (L415p Opoeteren)
|
Een kerstboom [krisboom]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
korsmis (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
korstmis (L415p Opoeteren),
koͅrsəməs (L415p Opoeteren)
|
Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)] || Kerstmis [Krismes, Kriësmes, Keersemes, Korsmes]. [N 96C (1989)] || Kerstmis. [ZND 42 (1943)], [ZND m]
III-3-3
|
23775 |
kerststal |
kerststal:
korsstal (L415p Opoeteren)
|
Een kerststal. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21225 |
ketser |
ketser:
#NAME?
ketser (L415p Opoeteren)
|
kent uw dialect een zelfstandig naamwoord ketser, kasjer, wat betekent het ? [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (L415p Opoeteren)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19665 |
keuken |
keuken:
kiêke (L415p Opoeteren)
|
keuken
III-2-1
|
19496 |
keukenrek |
bred:
briêd (L415p Opoeteren),
rek:
reͅk (L415p Opoeteren)
|
de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] || schapraai
III-2-1
|
18894 |
keus |
keus:
kēͅz (L415p Opoeteren)
|
een keus [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
21461 |
kibbelen |
krekelen:
ze zeen aan ⁄t krèkelen (L415p Opoeteren),
ze zeen weer aan⁄t krèkelen (L415p Opoeteren),
muilen:
ze zeen weer aan ⁄t moelen (L415p Opoeteren),
muilvechten:
ze zeen aan ⁄t mulvechten (L415p Opoeteren),
ze zeen weer aan ⁄t moelvechten (L415p Opoeteren),
schelden:
Franse ch
ze zeen aan⁄t chellen (L415p Opoeteren)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|