22858 |
kraaltjes |
pareltjes:
pɛ.rəlkəs (L415p Opoeteren)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20146 |
kraamverzorgster |
verpleegster:
verpleegster (L415p Opoeteren)
|
Moderne, niet gediplomeerde verpleegster; benaming voor de vrouw die gedurende een aantal dagen na de bevalling moeder en kind verzorgd? [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (L415p Opoeteren)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
krunekrane (mv.) (L415p Opoeteren)
|
kraanvogel
III-4-1
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
bolletjes:
belkes (L415p Opoeteren)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21340 |
kramer |
kramer:
leurder
kriemer (L415p Opoeteren),
lommelkramer:
opkoper van vodden
lommelkremer (L415p Opoeteren)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
ook in ZND 28, 048
krēͅft (L415p Opoeteren)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L415p Opoeteren)
|
krekel [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krentebrood (L415p Opoeteren),
krentebrūd (L415p Opoeteren)
|
krentenbrood [ZND 28 (1938)]
III-2-3
|
18223 |
kreukelen |
fronselen:
det kleit fronselt (L415p Opoeteren)
|
Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|