e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruik tuit: teit (Opoeteren, ... ) grote kan of kruik || kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruimel greumel: grièmel bruwd (Opoeteren), Geer penskes zatten òs nog gèè griêmelke ète viêr  griêmel (Opoeteren), ie als Irene  griemel (Opoeteren), greumeltje: ie als Irene  griemelke (Opoeteren) kruimel || kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: krŏĕn (Opoeteren), krôên (Opoeteren) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kruinschering: kruin scheren kruin scheren: krōēn cheire (Opoeteren), kruintje scheren: krienke cheire (Opoeteren) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruis kruis: ei kriesz, twie kriezer (Opoeteren), krīs (Opoeteren), krī.s (Opoeteren), ə krīēs, twīē krīēzer (Opoeteren) Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Een kruis. [ZND A2 (1940sq)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-9, III-3-3
kruisbeeld crucifix (<lat.): eine kriesefiks (Opoeteren), kruussefiks (Opoeteren), kruis: kries (Opoeteren), kruisbeeld: ein kriesbeeld (Opoeteren) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbes kroenzel: nnl kruisbes  kroonsel (Opoeteren) stekelbes I-7
kruisbessenvlaai kronselenvlaai: kroonselevlaai (Opoeteren) kruisbessenvlaai III-2-3
kruisdagen kruisdagen: kriesdaag (Opoeteren) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruiselings eggen kruisweegs [eggen]: krī.swē̜xs (Opoeteren) Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b] I-2