19485 |
lampenpit |
wiek:
week (L415p Opoeteren)
|
De katoenen lampenpit in een petroleumlamp of in een kaars
III-2-1
|
21578 |
land |
land:
land (L415p Opoeteren),
ps. omgespeld volgens Grootaers.
lánt (L415p Opoeteren)
|
land [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
33640 |
landerijen |
akkergrond:
akkergrond (L415p Opoeteren),
hele grond:
hilǝn gront (L415p Opoeteren)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (L415p Opoeteren)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24917 |
landstreek |
streek:
striək (L415p Opoeteren)
|
streek [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
lang lèven (L415p Opoeteren),
lank lèven (L415p Opoeteren)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
ein lang boks (L415p Opoeteren),
lang boks (L415p Opoeteren)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
lange neus:
lang naas (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
17809 |
langen |
langen:
Geven, overreiken.
lange (L415p Opoeteren),
Geven.
langen (L415p Opoeteren)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagen:
huujwage (L415p Opoeteren)
|
langpootmug
III-4-2
|