29920 |
metselaar |
metser:
mętsǝr (L415p Opoeteren)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metsen:
mɛtsǝ (L415p Opoeteren)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
zand:
zant (L415p Opoeteren)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
32088 |
meubelmaker |
schrijnenwerker:
sxrīnǝwęrkǝr (L415p Opoeteren),
timmerman:
temǝrman (L415p Opoeteren)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
19757 |
meubelstuk, meubel |
meubel:
Hun hiêl miêbel stòngen op stroat
miêbel (L415p Opoeteren)
|
meubel
III-2-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miáuə (L415p Opoeteren)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
in de middag:
ps. omgespeld volgens Frings; boven de \\ staat nog een lengteteken, deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
ēͅnə meͅdeͅx (L415p Opoeteren),
middag:
middag (L415p Opoeteren),
middig (L415p Opoeteren),
noen:
noon (L415p Opoeteren),
nóón (L415p Opoeteren),
s namiddags:
⁄s naomiddigs (L415p Opoeteren),
ps. omgespeld volgens IPA.
⁄s n medexs (L415p Opoeteren)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
17839 |
middagdutje doen |
ungeren slapen:
injere slaepen (L415p Opoeteren)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
De middig waas nog neet vèrig
middig (L415p Opoeteren)
|
het middagmaal
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
de kiening (L415p Opoeteren),
kiening (L415p Opoeteren)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|