18167 |
rafel |
bies:
WNT: bies (II), 2) Aan kleedingstukken, ook aan schoenen. Een smal boordsel of opnaaisel, htzij voor de stevigheid of als versiersel. Van Dale: I. bies, 4) smal boordsel, opgenaaide reep op kledingstuk, m.n. op een broeknaad; - 5) smalle, rechte versieringslijn.
biəzen (L415p Opoeteren),
franjel:
fraanjelen (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
21164 |
rails |
poutrelles (fr.):
petrels (L415p Opoeteren),
rails (<eng.):
rels (L415p Opoeteren),
richels:
ch uitgesproken tussen k en g
richels (L415p Opoeteren),
spoor:
spuur (L415p Opoeteren)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
konijnsrekel:
kni-jnsrèkel (L415p Opoeteren),
rammelaar:
ook haas
remmelèèr (L415p Opoeteren),
rekel:
rēͅkəl (L415p Opoeteren)
|
konijn, mannetje || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramenas (L415p Opoeteren)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
garstig (L415p Opoeteren)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rā.pǝ (L415p Opoeteren)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
24367 |
rat |
rat:
rat (L415p Opoeteren)
|
rat [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
klipklap:
klip klap (L415p Opoeteren)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
raw vleisch (L415p Opoeteren),
ruiw vleis (L415p Opoeteren)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
ramvotsen:
[sic]
ramvoetsen (L415p Opoeteren),
ravotsen:
ravoetsen (L415p Opoeteren),
riskeien:
[sic]
reskeeën (L415p Opoeteren)
|
Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|