e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijksveldwachter veldwachter: veldwachter (Opoeteren) Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): eine chenderm (Opoeteren), eine genderm (Opoeteren), ənə jəndörm (Opoeteren) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijn hok van de steen: hǫk van ǝ stęj.n (Opoeteren), koning: kī.ǝneŋ (Opoeteren) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3
rijp rijp: rīēp (Opoeteren) rijp [RND] III-2-3
rijshout, bonenstaak bonenstaak: boenestaak (Opoeteren) [ZND 23 (1937)] I-7
rijst rijst: ri-js (Opoeteren) rijst III-2-3
rijstebrij rijstepap: Innen hemel ète ze ri-jzepap möt guiwe liêpelkes  ri-jzepap (Opoeteren) rijstepap III-2-3
rijstevlaai rijstevlaai: ri-jstevlaai (Opoeteren) rijstevlaai III-2-3
rijtuig wagen: wagen (Opoeteren) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
rijzadel rijzadel: ri ̞i̯zāl (Opoeteren) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10