33231 |
rode biet |
kroot:
krūǝt (L415p Opoeteren)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
hondsbeer:
hònsbiêr (L415p Opoeteren)
|
rode bosbes
III-4-3
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
roeie kuul (L415p Opoeteren),
rūəjə ku.əl (L415p Opoeteren),
rood moes:
roet moos (L415p Opoeteren),
rūət mōs (L415p Opoeteren),
ry(3)̄d mōs (L415p Opoeteren),
ry(3)̄t mōs (L415p Opoeteren)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [ZND 34 (1940)]
I-7, III-2-3
|
33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
van hoogstammige appelaars
binneruuj (L415p Opoeteren)
|
appel, soort
I-7
|
24235 |
roek |
zaadkraai:
zoadkrej (L415p Opoeteren)
|
roek
III-4-1
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tiet, tiet, tiet:
tīt, tīt, tīt (L415p Opoeteren)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
pik, pik, pik:
pek, pek, pek (L415p Opoeteren)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōpə (L415p Opoeteren)
|
roepen [ZND m]
III-3-1
|
24034 |
roeping |
roeping:
rooping (L415p Opoeteren)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19976 |
roepnaam van de hond |
zoek:
sòk (L415p Opoeteren)
|
lokroep ve hond
III-2-1
|