e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tochtig rits: rē̜ts (Opoeteren), willig: welex (Opoeteren) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
toegangsprijs inkomgeld: het inkomgeld is eine frang (Opoeteren), het inkuomgeld is eine frank (Opoeteren), toegangsprijs: de toegankspries is eine frang (Opoeteren) De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1
toilet achter: Inins stòng \'r op en zag: \"het is huug ti-jd det ich noa achter goan\  achter (Opoeteren), huisje: Stinke wi-j einen hi-jskespöt  hi-jske (Opoeteren), schijthuisje: een ordinairder woord voor w.c. Het heeft te maken met het apart gelegen gebouwtje met een deur waarin een hartvormige opening als verluchtingsmiddel diende  sji-jthi-jske (Opoeteren) het w.c. || w.c || w.c. III-2-1
tomaat tomaat: temat (Opoeteren), tomatə (Opoeteren), təmaot (Opoeteren) [ZND 34 (1940)]tomaat || tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
tong tong: zien tông is aangelaaien (Opoeteren) Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
torenhaan t hantje van dn taore?].: wèèrhaan (Opoeteren) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: kèrkklok (Opoeteren) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tortelduif roosduif: werd gehouden als middel tegen roos  ruusdûf (Opoeteren) lachduif III-4-1
touw om het hooi vast te sjorren lijn: līn (Opoeteren) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3
trage vrouw prats: pratsj (Opoeteren) schimpig voor een nogal zwaarlijvig en doorgaans weinig ijverig vrouwmens III-1-4