24255 |
tochtig |
rits:
rē̜ts (L415p Opoeteren),
willig:
welex (L415p Opoeteren)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
inkomgeld:
het inkomgeld is eine frang (L415p Opoeteren),
het inkuomgeld is eine frank (L415p Opoeteren),
toegangsprijs:
de toegankspries is eine frang (L415p Opoeteren)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19663 |
toilet |
achter:
Inins stòng \'r op en zag: \"het is huug ti-jd det ich noa achter goan\
achter (L415p Opoeteren),
huisje:
Stinke wi-j einen hi-jskespöt
hi-jske (L415p Opoeteren),
schijthuisje:
een ordinairder woord voor w.c. Het heeft te maken met het apart gelegen gebouwtje met een deur waarin een hartvormige opening als verluchtingsmiddel diende
sji-jthi-jske (L415p Opoeteren)
|
het w.c. || w.c || w.c.
III-2-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
temat (L415p Opoeteren),
tomatə (L415p Opoeteren),
təmaot (L415p Opoeteren)
|
[ZND 34 (1940)]tomaat || tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17620 |
tong |
tong:
zien tông is aangelaaien (L415p Opoeteren)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
wèèrhaan (L415p Opoeteren)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kèrkklok (L415p Opoeteren)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22025 |
tortelduif |
roosduif:
werd gehouden als middel tegen roos
ruusdûf (L415p Opoeteren)
|
lachduif
III-4-1
|
32942 |
touw om het hooi vast te sjorren |
lijn:
līn (L415p Opoeteren)
|
Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.]
I-3
|
19363 |
trage vrouw |
prats:
pratsj (L415p Opoeteren)
|
schimpig voor een nogal zwaarlijvig en doorgaans weinig ijverig vrouwmens
III-1-4
|