26578 |
uithalen |
bodemen:
bø̜jmǝ (L415p Opoeteren),
uithalen:
ȳthālǝ (L415p Opoeteren),
uitkappen:
ȳtkapǝ (L415p Opoeteren)
|
Algemene benaming voor het uitkappen van de groeven van een molensteen. Zie voor meer specifieke handelingen bij het uitkappen van de groeven de lemmata ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ, ɛdiep scherpenɛ enzovoorts.' [Vds 222; Jan 201; Coe 175; Grof 205]
II-3
|
32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ű.tko.mǝ (L415p Opoeteren)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
uitkappen:
oetkappen (L415p Opoeteren)
|
Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
niejen (L415p Opoeteren),
verzoeken:
verzeeken (L415p Opoeteren)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
schelden:
sch als in chanter
schellen op iemand (L415p Opoeteren),
uitborstelen:
oetborstelen (L415p Opoeteren),
uitduivelen:
oetdievelen (L415p Opoeteren),
uitschelden:
emə utsjölə (L415p Opoeteren),
ēməny(3)̄tšelə (L415p Opoeteren),
uitschijten:
ēməny(3)̄tšitə (L415p Opoeteren)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)], [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ū.tspanǝ (L415p Opoeteren)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling:
uutstelling (L415p Opoeteren)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
ā.f˲zętǝ (L415p Opoeteren)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
21387 |
unster |
ponder:
neen: buiten de gewone balans heeft men nog n pinjer: weeghaak zonder gewicht dat verschoven wordt
pinjer (L415p Opoeteren)
|
De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
17700 |
urineren |
zeiken:
zeikə (L415p Opoeteren)
|
zeiken [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|