e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijfentwintig centiem kwartje: eh kwaartje (Opoeteren), kwaartje (Opoeteren) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)] III-3-1
vijver, molenvijver molenwijer: mīǝ.lǝwijǝr (Opoeteren) Vijver, met name bij bovenslagmolens noodzakelijk om het benodigde water in op te slaan en om een zeker hoogteverschil te overbruggen. Bij de bovenslagmolen moet het water immers tot boven het molenrad geleid worden. Zie ook het lemma ɛbovenslagmolenɛ.' [Jan 93; Coe 48; Grof 34; monogr.] II-3
vinden vinden: ven`ə (Opoeteren), vendə (Opoeteren), venə (Opoeteren) vinden [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
vinger vinger: vinger (Opoeteren), vîŋər (Opoeteren), ənə veŋər (Opoeteren) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || een vinger [znd A1 (1940sq)] || vinger [RND] III-1-1
vingerlid lid: lieet van ne vinger (Opoeteren), liët van eine vinger (Opoeteren) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink boekweitvink: bòkkesvink (Opoeteren), botvink: botvink (Opoeteren) boekvink || vink, gewone — III-4-1
violier flier: fleer (Opoeteren), violier: fleer (Opoeteren) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viooltje viooltje: vijuul, dim, vejiêlke (Opoeteren), viuuəlke (Opoeteren) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vis, algemeen vis: vös, ook mv. (Opoeteren) vis III-4-2
vishengel gaard: gèèrd (Opoeteren), visgarde: veschgeèrt (Opoeteren) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || vishengel III-3-2, III-4-2