33164 |
aardappelstruik |
bos:
bos (L415p Opoeteren)
|
Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.]
I-5
|
33482 |
aardbei |
aardbeer:
ēͅrdbīər (L415p Opoeteren),
èèrbiêr (L415p Opoeteren)
|
[ZND 19A (1936)]aardbei
I-7
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
ɛ̄rt (L415p Opoeteren)
|
aarde [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
18905 |
aarden |
genaken:
kan ook verniêke In det nûw hûs koste ze zich mè neet geniêke
geniêke (L415p Opoeteren),
gewend:
Noa ein paar daag woare ze al good gewi-jndsj in hun nûw hûs
gewi-jndsj (L415p Opoeteren),
soms ook
gewöndsj (L415p Opoeteren)
|
goed aardend || het gewoon worden, aarden
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ē̜rdǝ pǫt (L415p Opoeteren),
roompot:
rǫwmpǫt (L415p Opoeteren),
stenen pot:
stęjnǝ pǫt (L415p Opoeteren)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
17653 |
aars |
kont:
ko.nt (L415p Opoeteren)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]
I-9
|
23897 |
aartsengel |
aartsengel:
aartsingel (L415p Opoeteren)
|
Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19283 |
aarzelen |
drezen:
drejse (L415p Opoeteren),
cf.Schuermans p. 106 s.v. "drezen"met de opmerking van een inzender dat "drezen"met "draaien"verwant is. (Schuermans betwijfelt dat)
dreise (L415p Opoeteren),
hoetelen:
mindere gebruikt vero. vorm huitele
hûtele (L415p Opoeteren)
|
aarzelen || aarzelen, van het (of de) ene naar het (de) andere lopen
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
haas:
harten haos (L415p Opoeteren),
haast:
haosten (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
harten haost (L415p Opoeteren)
|
Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|
23991 |
absolutie |
absolutie (<fr.):
abselutie (L415p Opoeteren)
|
Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|