e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de gezamenlijke balken van de eg, het egraam balken: (sg bau̯.k)  bɛi̯.k (Opoeteren) De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.] I-2
de grond vasttreden, aanstampen aantrampelen: āntra.mpǝlǝ (Opoeteren) In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2
de helft vragen de helft: de hèlft (Opoeteren), delen: deilen (Opoeteren) Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)] III-3-2
de kaarsen aansteken aansteken: aansteike (Opoeteren) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven uitdoen: karsen uutdoon (Opoeteren) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarten schudden schieten: Franse ch  de kaarte good cheeten (Opoeteren), sj als in paCHa  de kaarten goot sjeeten (Opoeteren) Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)] III-3-2
de kerkgang maken de kerkgang doen: kerkgank doon (Opoeteren) De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)] III-3-3
de kruisweg bidden de kruisweg doen: kriesweig daon (Opoeteren) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de merrie dekken dekken: dękǝ (Opoeteren) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de mis doen mis doen: mes doon (Opoeteren) De mis doen, opdragen. [N 96B (1989)] III-3-3