20719 |
etensresten |
afval:
afal (L415p Opoeteren),
knauwelen:
knauwelen (L415p Opoeteren),
overschot:
ieverschooet (L415p Opoeteren),
īvəršy(3)̄ət (L415p Opoeteren)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
məte:ri: (L415p Opoeteren)
|
Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
23610 |
evangelie |
evangelie:
evangelie (L415p Opoeteren)
|
De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dobbele [eghaam]:
dǫbǝlǝ(n) [eghaam] (L415p Opoeteren),
haamhout:
hāmhǫu̯.t (L415p Opoeteren)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
īǝ.vi (L415p Opoeteren)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
20172 |
familie |
volk:
vuik (L415p Opoeteren)
|
familie
III-2-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
Dedis əfətsunlək me͂ns (L415p Opoeteren),
D⁄es eine fetsoenlike mins (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
22431 |
feest |
feest:
fiəst (L415p Opoeteren),
de tweede e is heel klein bovenaan achter de eerste e geschreven
fie-est (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
23763 |
feestdag van maria |
lieve-vrouwedag:
levrouwendaag (L415p Opoeteren)
|
Een feestdag van de H. Maagd Maria in het algemeen (Lievevrouwedag, Mariadag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23848 |
feestdag van sint-andreas |
sint-andries:
sint andrees (L415p Opoeteren)
|
30 november, H. Andreas, Sint Andries, de dag waarop sommige pachten betaald moesten worden. [N 96C (1989)]
III-3-3
|