18832 |
geestig |
geestig:
Dri-jk is eine geistige vertöller, mè neet ederein kan geistig vertölle
geistig (L415p Opoeteren)
|
geestig, vrolijk
III-1-4
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gapen (L415p Opoeteren),
gapə (L415p Opoeteren),
gāpə (L415p Opoeteren)
|
geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
gīəhoͅŋər (L415p Opoeteren)
|
geeuwhonger [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
33705 |
gegraven waterloop |
gracht:
grax (L415p Opoeteren),
graxt (L415p Opoeteren),
heul:
heǝlj (L415p Opoeteren)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
20692 |
gehakt |
gekapt vlees:
gəkapt vleis (L415p Opoeteren),
gemalen vlees:
gemalen vleisch (L415p Opoeteren)
|
gehakt vlees [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
34425 |
geheel afgeschoren wolvacht |
roof wol:
rø̜i̯f wol (L415p Opoeteren)
|
De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.]
I-12
|
23728 |
geheimen van de rozenkrans |
mysteries (<lat.):
mysteries (L415p Opoeteren)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehemeltje (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
gəheməltə (L415p Opoeteren)
|
het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
memorie:
Joa, zag grutepa, mi-jn memurie leetsj mich aaf en tûw inne steek
memurie (L415p Opoeteren)
|
memorie, geheugen
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehĕcht (L415p Opoeteren)
|
gehucht [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|