18880 |
grijnzen |
greilachen:
zie ook green lache; cf. VD s.v. "grijnslachen"= spottend, hatelijk lachen
gri-jlache (L415p Opoeteren),
grijnlachen:
zie ook "grijslachen
green lache (L415p Opoeteren)
|
grijnslachen || groen lachen
III-1-4
|
17906 |
grijpen naar |
pakken:
pakken (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
pakə (L415p Opoeteren),
snappen:
snappen (L415p Opoeteren)
|
Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
18888 |
gril |
kuren:
ook materiaal znd 29, 16
keeren (L415p Opoeteren),
kēēre (L415p Opoeteren)
|
kuren (znw) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21220 |
grindweg |
kiezel:
kiezel (L415p Opoeteren),
kiezelweg:
kiezelweèeg (L415p Opoeteren)
|
Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
24933 |
grindx |
kiezel:
kiezel (L415p Opoeteren)
|
grind [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17541 |
groeien |
profiteren:
geprofeteerd (L415p Opoeteren),
wassen:
wasǝ (L415p Opoeteren)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || die kleine heeft geprofiteerd (struiser, groter geworden) [ZND 40 (1942)]
I-4, III-1-1
|
25026 |
groen (kleur) |
groen:
green (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
gren (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
groen [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)]
III-4-4
|
24164 |
groenling |
groenvink:
greenvink (L415p Opoeteren)
|
groenling
III-4-1
|
20778 |
groente |
groenigheid:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 01 (a-m)
greenigheid (L415p Opoeteren),
groente:
greentsje (L415p Opoeteren),
Slaai, puur en al di-j ander greentes mote riêgelmoatig wat water kriege
greente (L415p Opoeteren)
|
groente || groenten [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
greentsje (L415p Opoeteren)
|
groente
I-7
|