21184 |
roeispaan |
roeispaan:
roeispón (L288a Ospel)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
jan:
jan (L288a Ospel),
schurftkraai:
schörreftkrej (L288a Ospel)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (L288a Ospel),
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (L288a Ospel)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
gans:
gou̯s (L288a Ospel),
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (L288a Ospel)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
eendje:
ē̜ntjǝ (L288a Ospel)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34553 |
roep- en lokwoord voor de jonge gans |
gans:
gou̯s (L288a Ospel)
|
[VC 14, 2q (r]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
juutje, juutje:
jykǝ, jykǝ (L288a Ospel),
tiet:
tit (L288a Ospel),
tiet, tiet:
tit, tit (L288a Ospel)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
koe:
kou̯ (L288a Ospel),
lies:
lis (L288a Ospel)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
bag:
bak (L288a Ospel),
kuus, kuus, kuus:
kys, kys, kys (L288a Ospel)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kalf:
kǫu̯f (L288a Ospel),
liesje:
liskǝ (L288a Ospel)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|