27078 |
stouwen |
stouwen:
stǭwǝ (L288a Ospel)
|
Vol laden van het ruim van het schip. [II, 90c]
II-4
|
20534 |
stoven |
smoren:
smeuren (L288a Ospel),
stoven:
stoôve (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
D¯r eemes eîne stoeëve: ¯n kooltje stoven
stoeëve (L288a Ospel)
|
stoven || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
straot (L288a Ospel)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
19538 |
straatbezem |
bamboebezem:
bamboebesem (L288a Ospel)
|
bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21213 |
straatgoot |
beek:
beek (L288a Ospel),
graaf:
graof (L288a Ospel)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18776 |
streng |
streen:
strēn (L288a Ospel),
streng:
streng (L288a Ospel)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] || niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)]
II-7, III-1-4
|
18777 |
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] |
streen:
streen (L288a Ospel)
|
Aantal te samen gedraaide of gewonden bundel draden waarin garen in de handel komt (streng, streen, kluit) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
29140 |
strengen |
hachten:
ha.u̯xtǝ (L288a Ospel
[(ijzer)]
),
strengen:
stręŋǝ (L288a Ospel
[(touw)]
)
|
Aanvulling van het lemma strengen in wld I.10: kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. [N 17, 26; N 5A II, 59c; monogr.]
I-13
|
32649 |
strijkbord, riester |
riester:
riǝstǝr (L288a Ospel),
rēstǝr (L288a Ospel)
|
Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.]
I-1
|
19442 |
strijkijzer |
strijkijzer:
strī.k˂ī.sdər (L288a Ospel),
strī.k˂ī.zər (L288a Ospel)
|
strijkijzer
III-2-1
|