25228 |
tocht, zuiging van lucht |
het trekt:
⁄t trèktj (L288a Ospel)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
rits:
rets (L288a Ospel),
tochtig:
tøi̯tex (L288a Ospel)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33652 |
toegang tot akker |
opvaart:
opvaart (L288a Ospel)
|
[N 11, 8]
I-8
|
19663 |
toilet |
boutkeet:
boͅu̯tkīt (L288a Ospel),
gemak:
gəmāk (L288a Ospel),
huisje:
tøskə (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
schijthuis:
sxī.thū.s (L288a Ospel)
|
toilet, w.c. || w.c., gemak || w.c., toilet || wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21215 |
tolboom |
boom:
boum (L288a Ospel)
|
de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
temaat’ (L288a Ospel)
|
tomaat
I-7
|
19542 |
tondeldoos |
tondelpot:
tontelpot (L288a Ospel)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17620 |
tong |
tong:
tong (L288a Ospel)
|
tong [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34588 |
toot |
staart:
stɛrt (L288a Ospel),
tompen:
tømp (L288a Ospel)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
torenhaan (L288a Ospel)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|