id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32521 | verbodemen | verbodemen: vǝrbȳǝmǝ (Ospel) | Een nieuwe bodem in de mand zetten. [N 40, 70; monogr.] II-12 |
18940 | verbruien | begaden: begaaien (Ospel), verprutsen: verprutsj (Ospel) | door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19377 | verdieping | stock (d.): stoͅk (Ospel), verdieping: verdeping (Ospel) | De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] || etage, verdieping III-2-1 |
24634 | verdord | dood: ± WLD doeed (Ospel), dor: dur (Ospel), dör (Ospel), verdord: ± WLD verdòrdj (Ospel), verdroogd: ± WLD verdruugdj (Ospel) | dor || Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3 |
18823 | verdriet; verdriet doen | nodigheid: cf. Weijnen Etymologisch dialectwoorden boek p. 136-137 s.v. noeiïgheid noeëjichheit (Ospel) | verdriet III-1-4 |
34155 | verdrogen | verzijen: verzejǝ (Ospel) | Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a] I-11 |
23855 | vereniging die de processiepaaltjes plaatst | versierders: verseerders (Ospel) | De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)] III-3-3 |
19251 | vergeetachtig | vergeetachtig: vergaitaigtig (Ospel) | zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19250 | vergeetachtig persoon | holkop: hoôlkop (Ospel) | vergeetachtig persoon III-1-4 |
19151 | vergeten | vergeten: vergaete (Ospel) | vergeten III-1-4 |