e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterblaas waterblaas: wātǝrblø̜s (Ospel) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdamp, wasem damp: da.mp (Ospel), damp (Ospel) wasem, damp || Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)] III-2-1
waterdoorgang schuitgang: sxȳtgaŋk (Ospel) Een door de baggeraar gemaakte sloot om een schuit vanuit de baggerkuil naar het ligveld te kunnen vervoeren. [I, add.] II-4
waterhoen modderkuiken: modderkuuke (Ospel), modderkuûk (Ospel), schuimeend: schoêmaentj (Ospel), schuimeendje: schoemaentje (Ospel) waterhoen III-4-1
waterige kost slobberig: slobberig (Ospel) slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3
waterketel, moor moor: mō.r (Ospel), mōer (Ospel), theeketel: thiketel (Ospel) waterketel || waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] || waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterloot waterscheut: waterscheut (Ospel) Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] III-4-3
waterlossing greb: gręb (Ospel), peellossing: piǝlloseŋ (Ospel) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
waterlossingen vegen waterlossing(en) vegen: wātǝrloseŋ vē̜gǝ (Ospel) Voor een goede afwatering moeten de waterlossingen regelmatig schoongemaakt worden. [II, 17c] II-4
waterlossingvegers slotevegers: slōwtǝvē̜gǝrs (Ospel), waterlossingvegers: waterlossingvegers (Ospel) De mensen die aan de waterlossingen werken. [II, 17b] II-4