34202 |
wormbulten |
angels:
aŋǝls (L288a Ospel)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
33601 |
wormsteek |
wormsteek:
wôrremsteek (L288a Ospel)
|
wormstekig fruit
I-7
|
21014 |
wormstekig |
der zit de worm in:
± WLD
d’r zitj de worrem in (L288a Ospel),
vol wormsteek:
voul wourmsteek (L288a Ospel),
wormsteek:
wòrmsteek (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
wormstekig:
± WLD
worremstaekig (L288a Ospel)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)]
I-7, III-2-3
|
24500 |
wortel (alg.) |
boks:
± WLD
boks (L288a Ospel),
wortel:
wortels (L288a Ospel)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20605 |
wortelenstamppot |
moerenmoes:
moeëremoos (L288a Ospel),
moerenpotage:
moeërepetaazie (L288a Ospel)
|
stamppot van veldwortelen (gele wortelen) en aardappelen
III-2-3
|
24736 |
wortelhals |
wortelkraag:
wortelkraag (L288a Ospel)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33718 |
wortelklomp van een struik |
stronk:
stroŋk (L288a Ospel)
|
[N 27, 9c]
I-8
|
33720 |
wortels rooien |
lichten:
lextǝ (L288a Ospel)
|
Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
I-8
|
33563 |
worteltje |
hete moortjes:
heitte meurekes (L288a Ospel),
hete pootjes:
heitte pietjes (L288a Ospel),
mv.
heitepiekes (L288a Ospel)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || worteltje
I-7
|
20917 |
wrang |
wrang:
wrang (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
wrang [DC 26 (1954)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr]
I-11, III-2-3
|