e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zandkop zandheuvel: zanjthø̄vǝl (Ospel) Zandbult hier en daar tussen het veen. [II, 50] II-4
zandkorrel, korreltje zand korentje: keurke-zàndj (Ospel) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zanglijster, lijster grijze smeerling: grieze smèèrling (Ospel), kleine klijster: kleine kliester (Ospel), kleine lijster: kleine liester (Ospel), klijster: (zang)kliester (Ospel), kliêster (Ospel), zangklijster: (zang)kliester (Ospel) lijster || zanglijster III-4-1
zaniken, zeuren zeverig (bn.): zeiverig (Ospel) steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] III-3-1
zeef zeef: zie tekening  zeef (Ospel) zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
zeelt louw: vis  law (Ospel) zeelt (vis) III-4-2
zeemlap zeem: zē.m (Ospel), zēm (Ospel), zeemlap: zē.mlap (Ospel) zeem || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)] III-2-1
zeep zeep: ze deut de aafwas nog altied met greun zeip (Ospel) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeepsop luter: lø&#x0304.tər (Ospel), zeepsop: zeipsop (Ospel) Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] || zeepsop III-2-1
zeer grote aardappelen bonken: bøŋk (Ospel) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5