21139 |
achterwiel van een fiets |
achterrad:
achterraad (L288a Ospel)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17685 |
ademen |
adem ophalen:
aom ophalen (L288a Ospel)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
or (L288a Ospel)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
24464 |
admiraalsvlinder |
vlinder:
vlinder (L288a Ospel)
|
admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L288a Ospel)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26736 |
afbonken van de hei |
bonken:
boŋkǝ (L288a Ospel),
laphei maaien:
laphē̜j mɛ̄jǝ (L288a Ospel)
|
Het verwijderen van de hei of de bovengrond in het veen in plaggen afsteken. Voordat men overgaat tot het maaien van de heide, moet men eerst ook het aanwezige gemul of de modder verwijderen. [I, 28]
II-4
|
19803 |
afdak |
afdak:
āf˂dāk (L288a Ospel)
|
afdak
III-2-1
|
19890 |
afdrogen |
afdrogen:
āf˂dry(3)̄əgə (L288a Ospel)
|
afdrogen
III-2-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
machienmelk:
mašinmɛlk (L288a Ospel)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
27112 |
afgesloten stuk veengrond |
gemeentedeel:
gǝmęntjǝdęjl (L288a Ospel)
|
Stuk veengrond waar het door de gemeente verboden is turf te steken. [II, 125]
II-4
|