e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven het blijft droog: et bliftj druug (Ospel), t blijft over]: et hiltj um (Ospel) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drûûch (Ospel) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek handdoek: handj-dook (Ospel), hantjdōk (Ospel) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogrek tuitenrek: tuitenrek (Ospel) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
droogstaan droogstaan: (de koe) stit drȳx (Ospel) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
drop zjiep-je: zjiepke (Ospel) dropje, mentolgroentjes, zachte snoep III-2-3
dropwater klis: zie ook schuumke trekke en sókkerpaêk  klis (Ospel) dropwater, water bij laurierdrop III-2-3
dropwater maken schuimpje trekken: In een fles werd water met laurierdrop "sokkerpaek"gedaan, dat werd flink geschud en de fles werd in een koud en donker hoekje geplaatst. Dan werd ¯t spul goed zwart (zeutwaater). Als er flink wat bruinwitte schuim opkwam, dan werd die opgezogen en dat noemde men "schuumke trekke  schuumke trekke (Ospel) schuimke trekken III-2-3
druilerig en koud weer miezig: miezig (Ospel), nat (weer): naat (Ospel), regenachtig (weer): reingelēchjtig (Ospel), schuiverachtig: schuuverechtig (Ospel), vors (weer): vurswair (Ospel) koud, nat en winderig || nat [DC 02 (1932)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
drukken duwen: dowen (Ospel) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2