33317 |
grote boerderij |
grote boerderij:
grūtǝ [boerderij] (L288a Ospel),
hof:
hōf (L288a Ospel)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
26814 |
grote hoop turf |
grote schranken:
gruǝtǝ sxrɛŋk (L288a Ospel),
tijl:
tęjl (L288a Ospel)
|
Een hoop van ongeveer tweehonderd turven en meer. [I, 79a: A 44, 21g]
II-4
|
24165 |
grote lijster |
dikke klijster:
dikke kliester (L288a Ospel)
|
grote lijster
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
de groete poets es klour (L288a Ospel),
groete poets (L288a Ospel),
gruətə puts (L288a Ospel),
vij zeen aan de groete poets (L288a Ospel),
grote schoonmaak:
de groeëte schoeënmaak (L288a Ospel)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || grote schoonmaak || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
dikke trom (L288a Ospel)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24857 |
grote weegbree |
keukenblader:
vroeger als verpakking, omhulsel van etenswaar
kookeblaar (L288a Ospel),
weegblader:
mv.
weekblaar (L288a Ospel)
|
weegbree || weegbree, grote —
III-4-3
|
25234 |
grote wolk |
wolk:
wolk (L288a Ospel)
|
grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24166 |
grutto |
grietje:
gritje (L288a Ospel)
|
grutto
III-4-1
|
32626 |
guano |
guano:
guano (L288a Ospel),
vogelmest:
vogelmest (L288a Ospel)
|
Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a]
I-1
|
21331 |
gulden |
pegel:
Van Dale: pegel, 6. (inform.) gulden.
peêgel (L288a Ospel)
|
gulden
III-3-1
|