e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haring haring: hiering (Ospel), Met asgoonzig ésj hieëringbiête inne kefees: met aswoensdag worden in de café¯s haringen met roggebrood gegeten Hieëringe zwummen inne zieë Verklw. hieueringske  hieëring (Ospel) haring [DC 02 (1932)] III-2-3
hark reek: raek (Ospel) Hoe noemt u de hark? (rijf, griesel) [N 104 (2000)] III-2-1
hark, algemeen griesel: grēsǝl (Ospel), krebbel: krɛbǝl (Ospel), reek: rēk (Ospel) Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5] I-5
hars klis: kles (Ospel), wierook: ± WLD  wīe‧rouk (Ospel) Het kleverige plantensap vooral van naaldbomen, dat in de lucht hard wordt (hars, terpentijn, denne-olie, vogeltjeszeep). [N 82 (1981)] III-4-3
hart hart: haert (Ospel) hart [RND] III-1-1
hartig hartelijk: hertelijk (Ospel), aane aoventj e stök kieës és hertelik Al di-j vlaaj deut ¯ne mins goot, mer nôw gaon ve wat herteliks aete, waor Truj: vlaai is heerlijk, maar nu gaan we wat hartigs eten, nietwaar Truus  hertelik (Ospel) een zoutachtige, pittige smaak hebbend (hartig, hartelijk) [N 91 (1982)] || hartig III-2-3
haten niet moeten: die mot ig neet (Ospel) een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] III-3-1
haver haver: hāvǝr (Ospel) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverstro vliezenturf: vlēzǝntø̜rǝf (Ospel) Veen met veel wortelstokresten. [II, 16j] II-4
haverstro of pijperd pijperd: pīpǝrt (Ospel) Een lichtere veensoort dan het zwarteveen met veel overblijfselen van de moerasplant Scheuchzeria erin. [I, 2b] II-4