34618 |
huif van de huifkar |
huif:
huf (L288a Ospel)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hufkęr (L288a Ospel)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
18876 |
huilen |
huilen:
huule (L288a Ospel),
huulen (L288a Ospel),
huûle (L288a Ospel),
janken:
kinderen
janken (L288a Ospel),
krijten:
kritje (L288a Ospel),
kriête (L288a Ospel),
zumpen:
zumpen (L288a Ospel)
|
Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || huilen || huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)]
III-1-4, III-2-1
|
19899 |
huis |
woonhuis:
wūənhū.s (L288a Ospel)
|
woonhuis
III-2-1
|
26752 |
huis van de schop |
huis:
hūǝs (L288a Ospel)
|
IJzeren koker of ring waarin de steel van de schop sluit. [I, 29d]
II-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hū.s (L288a Ospel),
kruipgat:
krū.p˃gāt (L288a Ospel)
|
huis || zeer bekrompen behuizing
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
huiskets:
hoeskets (L288a Ospel),
hoêskets (L288a Ospel),
huismus:
(hoes)mös (L288a Ospel),
hoesmus (L288a Ospel),
mus:
ook verzamelnaam voor klein gevogelte
mös (L288a Ospel)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus || mus
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleeg (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
vlieg || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24173 |
huiszwaluw |
steenzwalf:
ook: gierzwaluw
steînzwâllef (L288a Ospel),
zwalf:
zwalf (L288a Ospel)
|
huiszwaluw
III-4-1
|
24572 |
hulst |
hulst:
höls (L288a Ospel)
|
hulst
III-4-3
|