e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karvol karvol: kɛrvol (Ospel) Een hoeveelheid baggerturf. [I, 114] II-4
kast kast: kast (Ospel, ... ) kast [DC 39 (1965)] III-2-1
kat kat: kat (Ospel), katje: ketje (Ospel) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat III-2-1
katapult katapult: kattepult (Ospel) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] III-3-2
katoen katoen: kǝtu.n (Ospel) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kattenstaart donderpoezen: mv.  dónderpoeze (Ospel) kattestaarten III-4-3
kauw kauw: kaw (Ospel, ... ), kauwtje: kauwke (Ospel) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw III-4-1
kauwen knauwelen: knauwelen (Ospel) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
keel, strot keel: kail (Ospel), strot: stro.d (Ospel), stroot (Ospel) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [RND] III-1-1
keelgat keelsgat: kailsgaat (Ospel) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1