19526 |
kookpot |
kasserol:
kastroͅl (L288a Ospel)
|
kookpan, braadpan
III-2-1
|
33546 |
kool, algemeen: een krop kool |
kool:
koeël (L288a Ospel),
moes:
moos (L288a Ospel),
moeshoofdje:
mooshütje (L288a Ospel)
|
[N Q (1966)]kool || kool, moes
I-7
|
24192 |
koolmees, mees |
bijmus:
bijmus (L288a Ospel),
bijmusje:
bi-jmöske (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
mees:
mieës (L288a Ospel)
|
Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || koolmees || mees
III-4-1
|
21016 |
koolraap |
koolderaap:
koeëlderaap (L288a Ospel),
koolraap:
koolraap (L288a Ospel),
koolraap boven de grond:
koolraap boven de grondj (L288a Ospel)
|
De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || koolraap || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)]
I-7
|
33233 |
koolraap (ondergronds) |
koolraab:
kolrāp (L288a Ospel)
|
Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b]
I-5
|
33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
koolraab boven de grond:
[koolraab] bovǝ dǝ grondj (L288a Ospel)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|
24393 |
koolwitje |
vlinder:
vlinder (L288a Ospel)
|
koolwitje [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
koeerbank (L288a Ospel)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23434 |
koorgestoelte |
koorbanken:
koeerbenk (L288a Ospel)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
korsə (L288a Ospel)
|
koorts [RND]
III-1-2
|