24361 |
oorworm |
oorworm:
oerworm (L288a Ospel),
oeërwôrrem (L288a Ospel)
|
oorworm || oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
klimmertje:
klummerke (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
Oostindische kers
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
vlieghaver:
vleeghaaver (L288a Ospel),
wilde haver:
-
wildje haver (L288a Ospel)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)] || wilde haver
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
wilde haver:
weldjǝ hāvǝr (L288a Ospel)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
ter bedevaart gaan:
ter bevurt gaon (L288a Ospel),
ter bèèvurt (L288a Ospel)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26761 |
op de kop steken |
op de kop steken:
op dǝ kop štē̜kǝ (L288a Ospel)
|
Bij het vlikken steken recht naar beneden gaan met de schop. [I, 38]
II-4
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
op de luip (L288a Ospel)
|
vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
schuifelen:
schufelen (L288a Ospel)
|
Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
op een drafje lopen:
op n drefke (L288a Ospel)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27155 |
op hopen zetten |
oppertjes zetten:
[oppertjes] ˲zętǝ (L288a Ospel)
|
Het bijeenwerken in hopen die aanzienlijk groter zijn dan heukelingen, maar nog niet zo groot als oppers. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hoop, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''.' [N 14, 107]
I-3
|