e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
besjes aan de aardappelplant beertjes: bērkǝs (Ospel) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
bestelde mis bestelde mis: best mes (Ospel), besteldje mes (Ospel) Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] || Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)] III-3-3
bestendig weer droog weer: druug wair (Ospel), vast (weer): vast"wair (Ospel) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen beer: beerre (Ospel), bieër (Ospel) bes || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
beton beton: bǝton (Ospel), bǝtoŋ (Ospel) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
betrappen pakken: pakken (Ospel) een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) het weer houdt hem niet: het wair hiltj um neet (Ospel), zich toezetten: de lowt zetj zich tów (Ospel) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
beugelen beugelen: Sub buuëgele. Bij de meeste cafés, vooral buiten de kom, lag een beugelbaan. Beugelen is een spel met houten ballen gespeeld op een lemen baan van 10,5 x 5,15 meter. Deze baan is afgemaakt met een stootrand van +- 80 cm. Het spel wordt gewoonlijk door 2 of 4 man gespeeld, ieder met zn eigen bal. Men moet trachten met een slaghout "slieëger"de bal door n stalen ring "buuëgel"te laten rollen of te gooien. Deze ring is op n afstand van 2,625 m vanaf de bovenste lijn in het midden geplaatst. De ring is stevig vastgezet in een "boumbóks". Men speelde vanuit de "grup"aan de voorkant van de baan. Als men de bal door de ring gooit, heeft men één punt en de partij die het eerst 12 punten heeft is winnaar. Er wordt om toerbeurt gespeeld. De kunst is met effect te spelen net als bij biljarten om zodoende de bal van de tegenpartij in een minder gunstige stelling te brengen. [Met twee fotos op pag. 5].  beûgele (Ospel) Beugelen. III-3-2
beuk beuk: buuëk (Ospel), -  beuk (Ospel) beuk || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beukenuutjes (Ospel) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3