33717 |
penwortel van een den |
pijlwortel:
pīlwǫrtǝl (L288a Ospel)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
20842 |
peper |
peper:
paeper (L288a Ospel),
pèper (L288a Ospel)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17911 |
persen |
arbeiden:
arbeiden (L288a Ospel)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
27099 |
persturf |
persturf:
pɛrstø̜rǝf (L288a Ospel)
|
Turf uit verschillende soorten veen of alleen uit zwartveen samengeperst. [II, 113]
II-4
|
33566 |
perzik |
merketon:
merketón (L288a Ospel),
peers:
pieërs (L288a Ospel)
|
perzik || perzik, soort: merkaton
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reugel:
reûgel (L288a Ospel),
reuts:
reutse (L288a Ospel)
|
perzikkruid
III-4-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klep (L288a Ospel),
klep:
klaep (L288a Ospel)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
pittersillie (L288a Ospel)
|
peterselie
I-7
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
petrol (L288a Ospel),
stinkerd:
stinkert (L288a Ospel)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19547 |
petroleumlamp |
belgische lamp:
beͅ.lzə la.mp (L288a Ospel),
blaker:
blōͅkər (L288a Ospel),
stinkerslamp:
zie tekening
stinkerslamp (L288a Ospel)
|
grote, hangende petroleumlamp vanaf de zolder. Ze kon d.m.v. gewichten hoger of lager worden gesteld. || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || petroleumlamp
III-2-1
|